Skip to main content

Zutphen in de middeleeuwen

Maquette van Zutphen rond 1180, gemaakt door Constant Willems. Foto: Mircea Plijter.

In de tijd van de Romeinen was Zutphen al wel bewoond, maar nog geen stad. Dat veranderde in de middeleeuwen. De IJssel speelde een belangrijke rol bij haar ontwikkeling; het gaf Zutphen de mogelijkheid uit te groeien tot een belangrijk lid van het handelsverbond de Hanze. Maar middeleeuws Zutphen was natuurlijk meer dan de Hanze alleen.

Koe op de mars

Als je burger was van de stad, kon je ook zogenaamd “waarrecht” kopen. Wanneer je dit recht had, mocht je twee koeien laten grazen in de weilanden rond de stad. Bijvoorbeeld op de Mars: dat was vroeger allemaal weiland. De koeien waren gebrandmerkt zodat de mensen konden zien welke koe van hen was.

Laarbinnenpoort

Bezoekers van de stad moesten door een van de poorten om in Zutphen te komen, zoals bijvoorbeeld door de Laarbinnenpoort. Deze stond aan de het einde van de Laarstraat. Handelaren die de poort wilden passeren, moesten geld betalen. De poort staat er al lang niet meer: in 1853 is ze gesloopt.

Afbeelding: Laarbinnenpoort
(Stedelijk Museum Zutphen, P 04347)

Muurtoren

Om haar stad tegen vijanden te beschermen, had Zutphen een stadsmuur met maar liefst 24 muurtorens. In de Armenhage zijn deze oude torens nog te zien. De onderlinge afstand tussen de torens was ongeveer 67 meter, zodat boogschieters hun doel goed konden raken. Met pijl en boog kon men wel verder schieten, maar dan miste men vaker doel.

Markt

Bezoekers kwamen bijvoorbeeld voor één van de markten, waar ze geld hoopten te verdienen door hun waar te verkopen, kunsten te vertonen of te bedelen. Op marktdagen was het een drukte van belang!

Afbeelding: De Lakenmarkt in ’s Hertogenbosch
(Noordbrabants Museum)

Booswichtenbrief

Soms kwamen de bezoekers speciaal voor een rechtszaak: in Zutphen werd namelijk ook recht gesproken. Er golden heel andere straffen dan nu. Op deze afbeelding zijn er twee te zien: radbraken en ophanging. Deze straffen werden alleen bij heel ernstige misdaden opgelegd.

Begraven

Als je geld had, liet je jezelf het liefst ín de kerk begraven. Want dan lag je zo dicht mogelijk bij God. Wanneer je naar de kerk ging, liep je dus over de graven van jouw stadsgenoten! Arme mensen konden dat niet betalen; zij werden rondom de kerk op het kerkhof begraven.

Afbeelding: B.J. van Hove: Kerkinterieur
(Rijksmuseum Amsterdam)

Kondichboek

De wetten van de stad werden opgeschreven en in het openbaar afgekondigd. Het wetboek van de stad werd dan ook aangeduid als het “Kondichboek”. Het oudste Kondichboek dat bewaard is gebleven bevat de stadswetten vanaf 1355.

Perkament

In de middeleeuwen gebruikte men nog geen papier: alles werd op perkament geschreven. Perkament werd gemaakt van dierenhuid, waar al het haar vanaf was gehaald. Ook botten en veren werden gebruikt: dit boek is gesloten met een klein stokje van bot.

Merktekens

Een handmerk was een merkteken dat in de middeleeuwen werd gebruikt om akten te ondertekenen. Eenvoudige handmerken werden ook veel gebruikt door mensen die geen handtekening hadden omdat ze niet konden lezen of schrijven. Meesters in hun vak zetten hun merkteken op hun producten; bijvoorbeeld in zilverwerk of op houten balken in oude huizen.

Houten straat

In de vroege middeleeuwen waren niet alleen de huizen, maar ook de wegen van hout. In 2013 werden bij opgravingen de resten van een houten straat gevonden. Dit was de Apenstert, een verbindingsweg tussen de Kreijnckstraat en de Rozengracht. De houten weg lag daar bijna 800 jaar geleden, rond 1250.

Gasthuis

Er waren nog geen ziekenhuizen in de middeleeuwen. Wanneer je ziek werd, kon je wel geholpen worden door gasthuizen. Dit waren huizen van de katholieke kerk, waar je verzorgd kon worden. Het gebouw waarin het archief gevestigd is, was in de middeleeuwen ook een gasthuis.

Afbeelding: Meester van de Sint Elisabethspanelen (Rijksmuseum Amsterdam)

Vrouwenkloosters

In de vrouwenkloosters (ook wel conventen genoemd) leefden vrouwen samen die hun leven aan God wilden wijden. In de muur aan de straatkant zaten vrijwel geen ramen, omdat de vrouwen zo min mogelijk contact met de buitenwereld wilden. Zo konden ze zich volledig concentreren op hun geloof.